6. raa'iettíe mal'áach 'achéer me'oféef be'emtsa' hashaamájiem, 'ashèr lo' beshorát
'oláam levaséer
lèjoshvéej haa'áarèts oelèchól 'oemmáah wesheevèt welaashón we'ám,

Ik zag een andere engel vliegen in het midden van de hemelen en hij had het
eeuwig
Evangelie, om dat te verkondigen aan de mensen die op de aarde wonen; aan
iedere
natie, stam, taal en volk.


Johannes de Heer schrijft in zijn boek "De overwinning van het Lam" dat de
verzen 6 tot en met 12 van ons hoofdstuk 14 soms ook 'de pericoop van de drie
engelenboodschappen' genoemd worden.
Bekend is de opvatting van E. White van de Zevendedags-adventisten, dat deze
engelenboodschappen de christenen willen waarschuwen tegen het vieren van
de zondag en hen willen terugbrengen tot het vieren van de Sabbat, op zaterdag.
Degenen die de zondag blijven vieren als Dag des Heeren, dragen volgens White
'het teken van het dier op het voorhoofd' ( zie vers 9).
Het is beter de betekenis van het dier in vers 9 af te leiden uit hoofdstuk 13,
waar het uitvoeriger beschreven wordt.
De drie engelenboodschappen zijn een oproep om niet mee te doen aan de
goddelijke verering van de Romeinse keizer en van zijn beeld, omdat over
degenen die daaraan meedoen destraf van God komt.
Eerst ziet Johannes in het midden van het uitspansel ( dat betekent: voor allen
zichtbaar) een engel vliegen, die oproept om alleen God te aanbidden.
Het is precies dezelfde oproep, die Paulus in Lystra liet horen ( Handelingen
14:15).
Omdat dit een goede oproep is, wordt het een 'evangelie', een goede boodschap,
genoemd.
Het heet eeuwig evangelie, omdat het eeuwige waarde heeft".

Nu bespreken we deze verzen verder aan de hand van "En voort wentelen de
eeuwen" van dr. J.H. Bavinck.

"Johannes aanschouwt een engel, die vliegt in het midden van de hemel en deze
engel draagt bij zich een eeuwig evangelie.
De inhoud van dat eeuwige evangelie wordt ons aanstonds beschreven: vreest
God en geeft Hem de eer, want het uur van Zijn oordeel is gekomen!
Het is geen nieuwe boodschap, het is niet anders dan wat door alle eeuwen heen
Gods profeten reeds gezegd hadden.
Nieuw is alleen, dat het nu niet meer door mensenmond gesproken wordt, maar
dat het door een engelgestalte over de ganse aarde wordt uitgeroepen.
Zullen alle mensen die gestalte zien?
Zal de man, die de teugels van de wereld in handen heeft, zijn schitterende
verschijning opmerken?
Het is moeilijk te zeggen.
Wel is kennelijk de bedoeling, dat door al die millioenen, die dan leven, een
siddering zal varen.
Ze zullen even diep in zich horen schallen de oproep om wakker te worden uit de
roes en uit de verdwazing.
Ze zullen even worden aangegrepen door een panische ontzetting.
Het zal door hen heenvlijmen dat heel dat dwaze spel van menselijke overmoed
ten ondergang gedoemd is.
En met alle felheid zal voor hen staan het weten, dat God er toch is!
De vertrapte God, de weggestopte God, de altijd ontlopen God.
"Vreest God en geeft Hem eer!"
Niet de zinneloosheid van mensaanbidding, niet het eerbiedig neervallen voor
menselijke grootheid en hoogmoed.
God alleen is groot!
God alleen is waardig te ontvangen onze hulde en onze nederige dienst.
Waar komt dat ineens vandaan, dat bange weten, dat plotseling door al die
scharen heentrekt als een vreemde stem?
Horen ze het in de holle kamers van hun eigen hart?
Of valt het van bovenaf op hen, stort het zich over hen uit als een alles
meesleurende lawine?
En hoe komt het, dat ze het niet van zich af kunnen zetten, dat hun stem stokt,
dat ze het trotse hoofd buigen, nu ze op eenmaal weer dan woord 'God' horen?
Nog voor het laatst, nog voor het allerlaatst roept God die ten onder gaande
wereld een halt toe.
En die laatste oproep van God wordt hier genoemd een evangelie.
In wezen is ze niets anders dan een waarschuwing, een appèl.
Ze is een bevel om eindelijk, ja, eindelijk zich los te rukken uit de waan alsof de
mens het kan, alsof de mens kan bouwen een hoog huis van veiligheid en vrede.
Het is een machtige eis om wakker te worden, om zich te bekeren tot God, die
God, Die alle werelden regeert.
Evangelie kan dat nauwelijks genoemd worden, het is meer een vermaan.
En toch is het metterdaad gunst, het allerlaatste teken van lankmoedigheid
Gods.
In dat eeuwenlange tweegesprek tussen God en de hovaardige, de verwaten
mens, heeft God het laatste woord.
Nog éénmaal staat Hij voor ons en nog eenmaal roept Hij ons terug van de
noodlottige weg, die wij gekozen hebben.
Dat is het eerste wat Johannes ziet.
Heel concreet spitst zich deze laatste vermaning toe tot een oproep, om zich te
ontwringen aan de overmacht van de tyran en aan de bedwelming van de valse
profeet.
God weet ook wel, dat wie het metterdaad doet, zal worden weggesleept naar
vunze gevangenissen en naar gruwelijke concentratiekampen.
Het zal een grote daad zijn, nu nog, nu in dit allerlaatste moment, zich aan de
betovering van deze ontredderde wereld te onttrekken en Christus te dienen.
Maar het kan!
En gelukkig is hij, die het doet".

7. wehoe' qoree' beqól gaadól: " jier'óe 'èt 'èllohíem oet'nóe lo kaavód, kie baa'áah
'éet mieshpaató.
hieshttáchawoe lè 'oséeh hashaamájiem we haa'áarèts wehajjáam oema'aj'nót
hammájiem".

… en hij riep met een luide stem: " Vreest God en geeft Hem glorie, want de tijd
van
Zijn oordeel is gekomen.
Aanbidt Hem, Die de hemelen en de aarde en de zee en de waterbronnen
gemaakt
heeft".

8. oemal'áach 'ashèr sheeníe, baa' 'acharáaw we'aamár: " naaf'láah, naaf'láah baavèl
haggaadól,
'ashèr hieshq'táah 'èt kól haggojjíem miejjéejn charón taz'noettáach".

En er kwam een tweede engel achter hem aan, die zei: " Gevallen… gevallen is
Babylon, de grote stad, die door haar ontucht alle volken van haar toornwijn
heeft
laten drinken".

W.J. Ouweneel schrijft hierover in zijn 'De openbaring van Jezus Christus': " In
een tijd waarin van God nauwelijks sprake meer is en waarin Zijn Woord niet
meer verkondigd wordt, herinnert dit eeuwig evangelie eraan dat er in de hemel
een Schepper en Heer van alle dingen bestaat.
God zal in Zijn goedheid genade betonen aan allen die, in navolging van dit
evangelie, zullen weigeren zich voor de afgoden te buigen.
Dit doet ons denken aan de drie vrrienden van Daniël, die weigerden zich neer te
buigen voor het beeld van Nebucadnezar, hoewel dat voor hen de vurige oven
betekende ( Daniël 3).
In Zijn grote genade zal God in deze moeilijke periode verlangen, dat men Hem
tenminste als Schepper erkent.
Dit evangelie wordt in vers 7 als volgt samengevat: " Vreest God en geeft hem
heerlijkheid…; en aanbidt Hem, Die de hemel en de aarde ne de zee en de
waterbronnen heeft gemaakt".
In deze uitzonderlijke periode zal het nieman kwalijk genomen worden dat hij het
evangelie van de genade - betoond in Christus Die voor zondaren stierf - nooit
gehoord heeft; maar het zal ieder kwalijk genomen kunnen worden dat hij God
niet als Schepper heeft vereerd.
Dat zal hij ondervinden in 'het uur van Zijn oordeel'(vers 7).

In vers 8 gaat het over het grote Babylon, dat gevallen is.
Dat is de valse christenheid.
De val van het grote Babylon wordt hier genoemd om een compleet overzicht te
kunnen geven van zeven belangrijke groepen en gebeurtenissen uit de Grote
Verdrukking.
Het grote Babylon zal door het beest zelf aan het begin van de grote
Verdrukking vernietigd worden.
God zal toelaten dat het oordeel over deze christenheid zonder Christus door
menselijke werktuigen voltrokken wordt. "

Tenslotte Hal Lindsey in 'Op weg naar een nieuwe wereld'.

"Gevallen, gevallen, is Babylon"….

Vers 8 werpt een blik vooruit op nog een gebeurtenis tegen het einde van de
Grote Verdrukking en spreekt van Babylon, dat tweemaal ten val komt.
Babylon, zoals dat in de Bijbel gebruikt wordt, wijst zowel op een vals
godsdienstig systeem als op de hoofdstad van de wereldregering - Rome.
In Openbaring 17 en 18 komt het in beide opzichten voor.
Het valse godsdienstige systeem wordt gekenmerkt door de oude stad Babylon,
omdat het een religie is, die op zwarte magie, toverij en astrologie is gebaseerd,
die in het oude Babylon hun oorsprong hebben.
Deze religie zal tijdens de eerste helft van de Grote Verdrukking in Rome haar
hoofdkwartier hebben.
Als een godsdienstig systeem zal Babylon ongeveer drie en een half jaar voordat
Christus op aarde wederkomt, vernietigd worden.
De antichrist zal zeer ontevreden zijn met het systeem en het teniet doen, omdat
het de aandacht van hem afleidt: dat is de eerste val van Babylon.
Dan, tijdens de grote oorlog die tegen het einde van de tweede helft van de
Grote verdrukking in het Midden-Oosten uitbreekt, zal de stad Rome ( die de
hoofdstad van de wereld en de stad van de antichrist zal zijn) in de tijd van één
uur in een massale aanval met kernwapens volledig worden vernietigd.
Dit is de tweede val van Babylon en de vernietiging van het grootste
ecomomische en handelscentrum van alle tijden.
Dit wordt nauwkeurig in hoofdstuk 18 besproken.
De totale vernietiging van beide Babylons bewijst Christus' volledige overwinning
over het boze satanische systeem, dat de wereld tijdens de Grote Verdrukking
tiranniseert."


Volgende keer: vanaf Openbaring 14 vers 9.
Het eeuwig Evangelie
De val van Babylon-Rome-Eu